“TRAUMA,” PIEP IK

“TRAUMA,” PIEP IK

(Deze blog verscheen eerder op www.dsmmeisjes.nl)


Waar ik het meest last van heb?

Ik had me op veel voorbereid, maar niet op het moeten opdreunen van een ránglijst ten aanzien van mijn psychische klachten. Een top drie. Wat zijn de afwegingen… Eetstoornis? Leuk, praktisch vooral, makkelijk om over te praten. Depressie? Kan, is lastiger in woorden te vangen en moeilijk om de zwaarte ervan niet te bagatelliseren. Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis? Is wel een irritante factor in mijn leven, maar ik weet nog niet zo goed een lijn te trekken tussen wie ik ben als mens en wat er dan precies het gestoorde deel is. Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis?  Volgens mij ben ik bijzónder flexibel, dus dat lijkt me niet. PTSS? Nee. Nee, ik ga het niet hebben over trauma. Ik wil het niet hebben over trauma. Ik heb daar heus geen last van. Alleen soms. En af en toe. En zo nu en dan vrij continu. Maar daar ga ik het niet over hebben, dat lijkt me niet nodig. Het is toch al zo lang geleden, echt niet dat ik daar nu opeens last van heb, wat denken ze wel niet, dat ik hier een beetje over versjteerde verstandhoudingen en onrechtmatige toe-eigening van mijn lichaam ga zitten praten? Ik heb wel wat beters te doen. Als ik heel snel praat over die andere zaken, vergeet ze deze PTSS-optie misschien. Ja, dat wordt ‘m.

“1. Depressie
2. Persoonlijkheidsstoornis(sen)
3. Eetstoornis
4. En dan komt alle rest een beetje hier op een hoop of zo”

“In je verwijzing stond dat je ook bent gediagnosticeerd met PTSS, waarom is dat dan? Dat lijkt me toch ook iets wat veel energie kost.” Ik lach een beetje ongemakkelijk. Ik lach altijd een beetje ongemakkelijk als ik word geconfronteerd met Moeilijk te Bespreken Zaken en Emoties. Na dat lachen volgt dan vaak een stroom van archaïsche woorden waardoor de hulpverlener tegenover me het er maar bij laat zitten en verder gaat met een ander onderwerp. Je leert nieuwe manieren van ontwijken, als je al enige tijd in therapie bent.
“Uh,” ik stamel. Hoe moet ik dit aanpakken? Hoe introduceer je zoiets? “Nou ja, het is wel heel lang geleden, maar ik had het er gewoon nooit over tot een halfjaar geleden of zo, dus op zich…” “Waar had je het nooit over?” vraagt ze. “Trauma…?” piep ik. Ik vind de mevrouw tegenover me opeens niet meer zo aardig als toen ze me net vroeg of ik misschien ook koffie wilde. Ik heb helemaal geen last van Dingen van Langgeleden, anders zouden die toch wel een eigen plaatsje in de ranglijst krijgen? “Hier staat,” gaat ze verder. Ik kijk naar de klok. De enige hoop die ik nu nog heb is dat de tijd om is en het gesprek daarmee dus per direct afgelopen, desnoods middenin een zin, “dat je in oktober vorig jaar openheid bent gaan geven over seksueel misbruik.” We hebben nog 25 minuten te gaan. “Hoe oud was je toen?” Ik wil hier niet meer zijn, ik wil het weer hebben over weinig eten en gedachtes om voor de trein te springen, over makkelijke dingen. “Zes tot acht of zo,” mompel ik. “Door een familielid?” vraagt ze. Ik knik. “Herhaaldelijk?” Ik knik weer. “Och…” Het idee om met een soepele beweging mijn koffiebekertje van het tafeltje dat tussen ons in staat te pakken zodat ik mezelf wat beter een houding weet te geven, komt tot een ondermaatse uitvoering: mijn handen trillen, er valt koffie op de grond. Ik zou er eigenlijk wel bij willen gaan liggen, zo op de grond. Zou dat heel raar zijn? Dit soort instellingen mogen toch wel wat gewend zijn, zou je zeggen, ik zal vast niet de eerste zijn die letterlijk ter aarde stort. “Heb je nog contact met hem, of iemand anders uit de familie?”, vraagt ze. Ik schud mijn hoofd, met mijn ogen probeer ik het plasje koffie onder de deur door te laten stromen. Naar buiten, naar ademruimte, “Nee, sinds 2006 niet meer, niemand.” “En heb jij, of iemand anders, hem er na oktober nog eens mee geconfronteerd, of wil je dat eventueel nog?” “Hij is dood,” zeg ik bits. Ik kijk haar, tot mijn eigen verbazing, ineens strak aan, “Twee maanden nu of zo, ik wist niet zeker of ik het nog wilde, maar die keuze hoef ik dus niet meer te maken.” Daar is-ie: de door stilte omhulde Blik van Medeleven, het stukje mens dat door de hulpverlener heen schemert. Zo meteen is-ie weer weg. Tot die tijd kijk ik wel naar de grond, zodat ik er niet op hoef te reageren, op die blik. “Je hebt het niet makkelijk gehad, hè?” zegt ze zacht. Kinderen in Afrika, die hebben honger. Ik haal mijn schouders op: “De koffie bij de crisisdienst is slechter dan deze, dus wat dat betreft ben ik er de laatste tijd wel op vooruitgegaan.”
Wat zou het zijn, is mijn gevoel voor humor het enige onaangetaste geweest in mijn 22-jarig bestaan, of is dat juist ontstaan door alles wat wél aangetast is? Kip en het ei, zoals mijn eetstoornis zou zeggen.


© 1998-2020, Maaike van Maltha, All Rights Reserved.
Reacties zijn gesloten.